Hedendaagse wijsbegeerte

 

De 20e-eeuwse filosofie richt zich in de eerste plaats op de ingrijpende veranderingen die waren veroorzaakt door een reeks van conflicten in het filosofisch discours over de basis van kennis, en op nieuwe sociale, economische, wetenschappelijke en logische problemen. De filosofie van de 20e eeuw werd gekenmerkt door een reeks pogingen tot hervorming van oudere kennissystemen en de vraag wat er dan wel van de oude systemen behouden diende te blijven. Sleutelfiguren hierin waren Ludwig Wittgenstein, Martin Heidegger, Bertrand Russell, Jean-Paul Sartre en Edmund Husserl. Epistemologie, de theorie van de kennis, werd een centraal aandachtspunt, gezien vanuit het werk van Heidegger, Russell, Karl Popper en Claude Levi-Strauss. Fenomenologisch georiënteerde metafysica kenmerkte het existentialisme van Sartre, Maurice Merleau-Ponty en Albert Camus, en later het poststructuralisme van Gilles Deleuze, Jean-François Lyotard, Michel Foucault en Jacques Derrida. Pragmatist Richard Rorty wees erop dat deze en andere scholen van de 20e-eeuwse filosofie (waaronder ook zijn eigen school) op een anti-metafysische manier oppositie voerden tegen het klassieke dualisme.

In deze periode kwam ook de analytische filosofie op, die zich onderscheidde van de continentale. Het psychoanalytische werk van Sigmund Freud, Jacques Lacan, Julia Kristeva en anderen heeft ook een rol gespeeld in de hedendaagse continentale wijsbegeerte.

Een opmerkelijk fenomeen van de tweede helft van de 20e eeuw was de opkomst van populaire filosofen die systemen aanboden om beter om te gaan met wereldse problemen. Zij werden echter geïsoleerd door de academische filosofie. Onder hen bevond zich Ayn Rand, die op een radicale manier de traditionele filosofie en psychologie bekritiseerde en liever vertrouwde op onorthodoxe methoden. Aan de andere kant waren er dan weer filosofen die probeerden om de oude tradities van de filosofie opnieuw te bekijken en te herwaarderen. Binnen deze traditie bevonden zich bijvoorbeeld Hans-Georg Gadamer en Alasdair MacIntyre die beiden, zij het op verschillende manieren, de traditie van het aristotelisme wilden laten herleven.

Van de 21e-eeuwse filosofie kan men zich zo kort na het millennium nog geen scherp beeld vormen. Wat al wel (na een decennium) kan worden gesteld is dat gedurende deze korte periode de prominente 20e-eeuwse filosofen die nog in leven zijn hun stempel blijven drukken op de wijsbegeerte. Het zijn mensen als Noam Chomsky, Saul Kripke en Jürgen Habermas, wier werk als professoren en mediafiguren hen in staat hebben gesteld om op het gebied van filosofie een vooraanstaande rol te blijven vervullen. De 21e-eeuwse filosofie blijft veel thema's van het filosofische debat uit de vorige eeuw aanvoeren, waarbij deelnemers van zowel de continentale als de analytische filosofie in de discussie betrokken zijn. Een verscheidenheid aan nieuwe onderwerpen is echter aan de oppervlakte gekomen. Opvallend is het nieuwe levendige debat over ethiek in de moderne filosofische discussie. Zo staan bijvoorbeeld de invloed en de gevolgen van de nieuwe media, met name de manier van informatie-uitwisseling via internet, in de filosofische belangstelling. In het algemeen is er een opvallende stijging in de interesse die de filosofie toont voor technologie en wetenschap.

 

(Opmerking: een deel van deze tekst heb ik eerder al op Wikipedia gepubliceerd onder mijn account J.G.G.)