Antieke filosofie

 

De westerse filosofie laat men in het algemeen beginnen in de Griekse steden van westelijk Klein-Azië (Ionië) met Thales van Milete, een filosoof die actief was rond 585 v.Chr. en ons de obscure uitspraak "alles is water" naliet. Zijn bekendste studenten waren Anaximenes van Milete ("alles is lucht") en Anaximander (alles is apeiron, 'het onbepaalde'; de materie waar alles uit ontstaat).

Andere denkers en scholen verschenen de komende paar eeuwen in heel Griekenland. De belangrijkste ervan waren Heraclitus ("alles is vuur", "alles is chaos en van voorbijgaande aard"), Anaxagoras ("de werkelijkheid is zo geordend dat ze wel beheerst moet zijn door geest"), de pluralisten en atomisten ("de wereld is composiet en samengesteld uit ontelbare interagerende deeltjes"), de Eleaten, Parmenides en Zeno van Elea ("alles is een en verandering is onmogelijk"), de sofisten (die beweerden dat waarheid slechts opinie is en vanwege hun onethische argumentatie bij Plato een slechte reputatie hadden). Deze hele beweging werd geleidelijk meer geconcentreerd in Athene, dat uitgegroeid was tot de dominante stadstaat van Griekenland.

Er is veel discussie over de reden waarom nu precies de Atheense cultuur filosofie zou aangemoedigd hebben. Een populaire theorie zegt dat de reden ervan ligt in het feit dat Athene een directe democratie had. Het is bekend uit Plato's geschriften dat veel sofisten in scholen gerespecteerde leden van de samenleving de kunst van het debat aanleerden, en dat ze goed werden betaald door hun studenten. Redenaars beïnvloedden de loop van de Atheense geschiedenis, en waren soms verantwoordelijk voor falende ondernemingen, zoals in het geval van de Slag bij Lade. Een andere theorie zoekt de verklaring voor de geboorte van het filosofische debat in Athene in de aanwezigheid van slavenarbeid, waardoor de de vrije mannelijke burgers meer (vrije) tijd hadden om zich met andere dingen bezig te houden. Bevrijd van het werken in de velden of andere economische activiteiten, waren zij in staat deel te nemen aan de Atheense vergaderingen en zich gedurende lange perioden te wijden aan de discussies over populaire filosofische vragen. Studenten van de sofisten trachtten van hen de vaardigheden te leren die hen in staat zouden stellen om in debat de Atheense Volksvergadering te kunnen beïnvloeden en daardoor meer respect en rijkdom te verwerven. In reactie hierop werden de onderwerpen en de argumentatiemethoden sterk ontwikkeld door de sofisten.

Alle Griekse filosofie van voor de tijd van Socrates staat bekend als de presocratische filosofie. Deze filosofie was hoofdzakelijk kosmologisch en kosmogonisch van aard. De presocraten zochten in de eerste plaats naar een fundamentele verklaring voor de natuurverschijnselen die zij om zich heen waarnamen, zoals zons- en maansverduisteringen en de jaarlijks terugkerende overstromingen van de Nijl nadat Sirius was opgekomen. Zij deden daarbij bewust geen beroep op de traditionele Oud-Griekse godsdienst. Hoewel hun overgebleven geschreven werk fragmentarisch is, kunnen deze oude Griekse denkers uit de zevende tot vijfde eeuw voor Christus beschouwd worden als de stamvaders van de westerse filosofie. Wat we weten van hun werk is ons alleen bekend door verwijzingen van andere schrijvers, vooral Aristoteles. De grote verdienste van de presocraten was dat ze zich niet tevreden stelden met de verklaringen die de mythologie gaf. De meeste van deze filosofen geloofden dat ze rationele verklaringen konden vinden voor natuurlijke verschijnselen, en zij legden zich met name toe op het onderzoek van de aard van de materie.

De sleutelfiguur in de transformatie en eenmaking van de Griekse filosofie is Socrates, die zelf ook onder verschillende sofisten studeerde. Naar verluidt zou hij na een bezoekje aan het Orakel van Delphi een groot deel van zijn leven in de straten en openbare gebouwen van Athene doorgebracht hebben om te ondervinden of het echt zo was niemand in de stad wijzer was dan hij. Door middel van levendige dialogen onderzocht hij op een kritische manier een aantal begrippen die gewoonlijk als probleemloos werden beschouwd. Socrates wees erop dat het bij concepten als schoonheid en waarheid, de deugden van vroomheid, wijsheid, matigheid, moed en rechtvaardigheid toch vaak aan een heldere definitie ontbrak. Doordat hij zich bewust was van zijn eigen onwetendheid, kon hij ook zijn eigen fouten ontdekken, alsook de fouten van degenen die beweerden kennis te bezitten. Deze kennis ontmaskerde hij in een dialoog als falsifieerbaar of gebaseerd op onduidelijke grondregels en overtuigingen. Hij schreef zelf niets, maar inspireerde vele volgelingen, waaronder veel zonen van vooraanstaande Atheense burgers (zoals Plato). Uiteindelijk zou dit leiden tot zijn proces en executie in 399 v.Chr. Hij werd ervan beschuldigd dat zijn filosofie sofisterij was die de vroomheid van de jeugd ondermijnde en de morele kern van Athene aantastte. Hij kreeg een kans om zijn lot te ontvluchten maar verkoos om in Athene te blijven en trouw aan zijn principes de gifbeker met dollekervel te ledigen.

Socrates' belangrijke leerling was Plato, die oprichter werd van de Akademeia van Athene. Hij schreef een aantal dialogen, waarin hij filosofische problemen onderzocht volgens de socratische methode. Enkele centrale ideeën van Plato's dialogen zijn:

  • de theorie van de Ideeën (of Vormen), Plato's Ideeënleer genoemd: de geest heeft een aangeboren vermogen om na te denken over concepten die uit een werkelijkheid van hogere orde stammen en die als onveranderlijk en universeel gelden, en kan zich deze kennis weer bewust maken
  • het idee van de onsterfelijke ziel die superieur is aan het lichaam en aan de goden verwant
  • het idee van het kwaad als het ontbreken van kennis
  • het idee dat ware kennis leidt tot ware deugd
  • het idee dat kunst ondergeschikt is aan ethiek
  • het idee dat de samenleving van de stadstaat moet worden beheerst door een klasse van bezitloze filosoof-koningen, die de top van een hiërarchisch model vormen waarin iedere burger naar verdiensten zijn taak krijgt.

In de latere dialogen treedt Socrates minder prominent op, maar Plato maakte voordien waarschijnlijk al gebruik van de figuur van Socrates om ook zijn eigen filosofische gedachten te laten verwoorden. Interessant is dat Plato in zijn beroemdste werk, De Staat (Politeia), de democratie bekritiseert, de tirannie veroordeelt en een drieledige maatschappelijke structuur voorstelt met werkers, wachters en filosofen. Hij verdedigt hier ook als ideaal het opgeven van individueel bezit en volledige dienstbaarheid aan deze ideale staat. Geen onschuldige zou daar ooit ter dood gebracht worden dankzij het streven van de filosoof-koningen naar absoluut geldende waarheid, hun zorg voor het algemeen welzijn en het ontbreken van zelfzuchtige motieven bij deze klasse van regeerders.

Plato's belangrijkste leerling was Aristoteles, misschien wel de eerste echte systematische filosoof. De logica van Aristoteles was de eerste vorm van logica die trachtte elk geldig syllogisme te categoriseren. Een syllogisme is een vorm van argument waarvan de geldigheid van de conclusie gegarandeerd wordt door de veronderstelling dat deze vorm van redeneren aanvaard wordt door alle goed opgeleide personen. Een cruciale aanname in de Aristoteliaanse logica is dat het moet gaan om echte objecten. Twee van Aristoteles' syllogismen zijn volgens moderne opvattingen ongeldig. Bijvoorbeeld: "Alle A zijn B. Alle A zijn C. Daarom zijn een aantal B C." Dit syllogisme faalt immers als verzameling A leeg is en B toch echte elementen bevat. In de syllogistische logica van Aristoteles zou dit echter wel gezegd kunnen worden, want zijn logica mag alleen worden gebruikt voor dingen die echt bestaan (geen "lege klassen" dus.)

Een student in de de Aristotelische logica moest voorafgaand een vrij groot aantal syllogismen uit het hoofd leren. Diagrammen hielpen bij het memoriseren ervan, alsook het leren van een sleutelzin waarbij de eerste letter van elk woord naar de naam van een syllogisme verwees. Elk syllogisme had dus een naam, bijvoorbeeld: "Modus ponens" had de vorm van "Als A waar is, dan is B waar. A is waar, dus is ook B waar." De meeste studenten memoriseerden zijn 19 syllogismen over twee onderwerpen wat hen in de gelegenheid stelde om subject en object op een geldige manier met elkaar te verbinden. Een paar begaafde studenten ontwikkelden systemen met drie onderwerpen, of beschreven een manier om de regels met drie onderwerpen uit te werken.

Aristoteles verwierp echter de Ideeënleer van Plato en daarmee ook de op deze leer gebaseerde verklaringen voor filosofische vraagstukken. In plaats daarvan probeerde hij door middel van empirisch onderzoek naar alternatieve verklaringen te zoeken. Hij analyseerde daarbij onder meer de taal in een poging de structuur van de werkelijkheid te doorgronden, en legde zo de eerste fundamenten voor moderne wetenschappen als de biologie, de scheikunde, de natuurkunde en de politicologie.

Oude Romeinse filosofie 

De oude Romeinse filosofie werd sterk beïnvloed door de oude Grieken en de scholen van de hellenistische filosofie; unieke ontwikkelingen in filosofische stromingen deden zich echter ook in de Romeinse tijd voor.

Belangrijke vroege Latijnstalige schrijvers zijn onder meer Lucretius, Cicero en Seneca de jongere. Grieks was echter de meer populaire taal om over filosofie te schrijven, zozeer zelfs dat de Romeinse keizer Marcus Aurelius ervoor koos zijn meditaties in het Grieks te schrijven. Later, met de verspreiding van het christendom binnen het Romeinse rijk, kwam de christelijke filosofie van Sint-Augustinus van Hippo. Een van de laatste filosofische schrijvers uit de oudheid was Boethius, wiens geschriften de belangrijkste informatiebron waren over de Griekse filosofie in de eerste eeuwen van de middeleeuwen.

Hoewel filosofen gewoonlijk naar school worden ingedeeld, hadden sommige filosofen uit de Romeinse tijd eclectische overtuigingen en ontleenden ze hun denkbeelden aan meer dan één school. De Sabijnse en Proculeïsche rechtsscholen, de twee grootste rechtsscholen in de Romeinse tijd, ontleenden bijvoorbeeld hun begrip van ethiek sterk aan respectievelijk het stoïcisme en het epicurisme, wat op zijn beurt weer het filosofische denken en het leven in de Romeinse tijd zou beïnvloeden.

 

(Opmerking: een deel van deze tekst heb ik eerder al op online projecten zoals Wikibooks en Wikipedia gepubliceerd onder mijn account J.G.G.)