Waarom vooral vrouwen van hekserij werden beschuldigd
Gedurende de periode van de heksenjacht in Europa (ca. 1450-1750) bestond de grote meerderheid van de beschuldigden uit vrouwen. In de meeste regio's van Europa ging het om 75 procent van het totale aantal, en in sommige regio's steeg dat cijfer zelfs tot ruim boven de 90 procent. Deze sterke associatie van hekserij met vrouwen heeft historische wortels. Dat vrouwen minderwaardig waren aan mannen en door de zwakheid van hun vlees gemakkelijker te verleiden zijn, is een denkbeeld dat men reeds aantreft zowel in de Bijbel als in de antieke Griekse en Romeinse cultuur.
Oorsprong van de associatie vrouw-heks
Tijdens de grote Europese heksenvervolgingen van de late middeleeuwen en de renaissance beschouwden christelijke zowel als wereldlijke autoriteiten heksen als dienaren van Satan. Zij maakten zich zogenaamd schuldig aan het aanbidden van demonen, geloofsafvalligheid en lidmaatschap van een samenzweerderige, duivelse sekte. Dat vrouwen toen zulke geloofwaardige zondebokken waren, was geworteld in de Bijbelse en klassieke Griekse en Romeinse tradities, die het idee ondersteunden dat vrouwen fysiek, mentaal en spiritueel inferieur waren aan mannen. Vrouwen waren dan ook, in de ogen van de vervolgers, gevoeliger dan mannen voor de misleidingen en verleidingen van de duivel.
De eerste die gebruikmaakte van dergelijke argumenten om het overwicht van vrouwelijke heksen uit te leggen was de 15e-eeuwse dominicaanse theoloog Johannes Nider. Later in diezelfde eeuw verscheen de schandelijke misogyne verhandeling over heksenvervolging, de Malleus Maleficarum (de Heksenhamer), waarin het volgende te lezen stond:
„Alle hekserij komt voort uit vleselijke lust, die bij vrouwen onverzadigbaar is.”
Helemaal griezelig is het te bedenken dat deze wijsheid die hekserij in verband bracht met vrouwen ontsproot uit de rangen van geleerde, kerkelijke autoriteiten. Na het verschijnen van dit handboek voor vervolging en ondervraging van heksen, steeg het aantal van hekserij beschuldigde vrouwen schrikbarend.
Omslag vanaf de 14e eeuw
Hoewel de schaarse overgebleven verslagen van de eerste heksenprocessen weinig gegevens bevatten, waren het in de periode tussen 1300 en 1350 blijkbaar vooral mannen die werden beschuldigd (naar schatting 70 procent). Dat veranderde echter vrij snel. In de tweede helft van de 14e eeuw daalde hun percentage naar ca. 42 procent, terwijl vrouwen nu met ongeveer 58 procent de meerderheid vormden. In de eerste helft van de 15e eeuw steeg het aantal vrouwen in heksenprocessen al tot 60 à 70 procent. Dit had niet meteen te maken met een door de overheid georganiseerde vervolging. Het was meer een soort 'natuurlijke' ontwikkeling, waarbij over heel vroegmodern Europa vrouwen van hekserij werden beschuldigd. Het waren voornamelijk vrouwen die geassocieerd werden met de praktijk van alledaagse volksmagie. Zij traden immers vaak op als (magisch) genezer, met bezweringen en kruiden, en dat maakte hen nu verdacht. Ziekten van het vee, het mislukken van de oogst, stormen en ongelukken werden hoe langer hoe meer toegeschreven aan schadelijke magie door vrouwen.
Heksenhaters kruipen in de pen en organiseren zich
Vooral het decennium dat in 1430 begon was een bijzonder vruchtbare periode voor publicaties over het gevaar van de hekserij. Er verschenen op enkele jaren tijd een reeks geleerde verhandelingen waarin hekserij werd beschreven. Een significant aantal van de auteurs van deze verhandelingen kon men in verband brengen met de grote kerkraad van Bazel, die vergaderde in de periode 1431-1449. Deze raad lijkt met andere woorden te hebben gefungeerd als belangrijk centrum voor de verspreiding van ideeën over hekserij. Het nieuwe stereotype van de heks als trawant van de duivel werd daar waarschijnlijk ontwikkeld. Geestelijken vanuit heel Europa kwamen naar Bazel om de vergaderingen bij te wonen, waardoor het aannemelijk is dat ze meegeholpen hebben om de nieuwe stereotypering van de heks te verspreiden in hun eigen land.
Het begin van de grote heksenjachten vanaf 1425
Het laatste driekwart van de 15e eeuw, van ongeveer 1425 tot 1500, markeert het begin van de grote heksenjacht in Europa. Uit verslagen van processen die dateren uit het begin van deze periode, leren we waarvan 'heksen' werden beschuldigd die voor de rechters verschenen:
- ze hadden een pact met de duivel gesloten
- ze vlogen 's nachts uit naar sabbats
Die eerste heksenprocessen in Zwitserland lijken in het algemeen wel een seculiere kwestie te zijn geweest, waarbij de bisschop of andere kerkelijke autoriteit hoogstens toezicht hield. Volgens een kroniekschrijver uit Luzern, die het had meegemaakt, werden de heksenjachten opgevoerd vanaf 1428, toen er in twee valleien van de Rhône naar heksen werd gezocht. Ze werden ondervraagd, 'bekenden' gewoonlijk onder tortuur en belandden op de brandstapel. Onder foltering bekenden de beschuldigden alles waarvan ze dachten dat de ondervragers het wilden horen. Het is dus goed mogelijk dat de verhalen over heksen en hun nachtelijke vluchten, de vereniging met de duivel, de offers die ze brachten enzovoorts uit hun mond werden opgetekend alsof het feitelijke gebeurtenissen waren.
Historici die de documenten uit die tijd raadplegen, worden getroffen door het grote aantal vrouwen dat voor de rechtbank van Luzern verscheen op beschuldiging van hekserij: 31 vrouwen tegenover slechts 1 man. En zelfs die enkele man (een vreemdeling uit Italië) trachtte zich te redden door te beweren dat het eigenlijk zijn vrouwelijke metgezel was geweest die zich aan maleficia (boze daden door heksen) had schuldig gemaakt. Na die eerste grote heksenjacht die plaatsvond in 1427 in Zwitserland, breidde de vervolging zich uit naar andere Europese landen, om in 1580-1660 een piek te bereiken. Deze periode staat bekend als de Tijd van de verbrandingen (The Burning Times), omdat er in Europa zo veel vrouwen op de brandstapel terechtkwamen.
Het type vrouwen dat riskeerde beschuldigd te worden van hekserij
Vanaf het begin maakte de waanzinnige heksenvervolging in Europa veel meer slachtoffers onder vals beschuldigde vrouwen. Uit verschillende studies blijkt welke individuen en groepen meer risico liepen:
- Volgens Norman Cohn, de auteur van Europe's Inner Demons, werden vooral oudere, gehuwde vrouwen en weduwen geviseerd, in de groep van vijftig tot zeventig jaar. Dit had ermee te maken dat men geloofde dat een heks krachtiger werd naarmate ze ouder werd.
- Leden van families waar een heks was aangetroffen, en dan vooral de dochters, liepen ook meer kans om op hun beurt te worden beschuldigd.
- Andere vrouwen die verdacht waren in de ogen van de gemeenschap, waren lelijke mensen, zonderlingen, eenlingen, excentriekelingen en misvormden.
- Nog een groep die werd geviseerd, werd gevormd door vrouwen die optraden als heler of als kraamvrouw. Opvallend veel kraamvrouwen moesten zich komen verantwoorden voor een heksentribunaal omdat er baby's waren gestorven.
Hoe kwam er een einde aan de vervolging van heksen?
Groei van de scepsis over het bestaan van heksen In de 17e eeuw begon men in Europa sceptischer te staan tegenover heksenprocessen. Bij het beïnvloeden van de opinie van de intellectuelen uit die tijd speelden schrijvers die de waanzin van de vervolging aanklaagden een grote rol. In Nederland was dat Balthasar Bekker. Met zijn boek De betoverde wereld uit 1691 trok deze gereformeerde predikant van leer tegen het idee van bezetenheid door de duivel. Bijzonder invloedrijk, zeker voor Groot-Brittannië, was het parlementslid Reginald Scot die in 1584 The Discoverie of Witchcraft publiceerde om aan te tonen dat hekserij niet bestond. De verandering van mentaliteit bij rechters, advocaten en juryleden zorgde voor een sterke afname van beschuldigingen van hekserij.
De laatste heksenprocessen
Hoewel in Engeland de Witchcraft Act uit de 15e eeuw pas geheel werd opgeheven in 1951, was het lang voordien al moeilijk om nog een proces tegen iemand aan te spannen op beschuldiging van magische praktijken. Zwitserland, dat mee aan het begin had gestaan van de grote Europese heksenjacht, was ook een van de laatste landen om vervolgingen van heksen te verbieden: nog in in 1782 vond een gerechtelijke executie plaats van een 'heks'. In de Belgische provincie Limburg werd op 16 juni 1725 in Eksel nog een heks gewurgd en verbrand, en Entgen Luyten uit Limburg was op 9 oktober 1674 de laatste heks die op Nederlands grondgebied werd terechtgesteld.
Hypotheses ter verklaring van de vrouw als zondebok
De moeilijkste vraag om te beantwoorden blijft het 'waarom' van de waanzin die Europa drie eeuwen lang in zijn greep had. De theorieën die het fenomeen van de grootschalige heksenvervolging socio-economisch of vanuit een andere hoek willen verklaren, laten echter meestal buiten beschouwing dat vooral vrouwen werden beschuldigd. Het zou overigens een beetje te eenvoudig zijn om een van die mogelijke hypotheses als de enig juist te gaan bestempelen. Het gaat om een heel complex fenomeen, waarbij dan nog eens regionale verschillen meespelen. Zo klinkt Brian A. Pavlacs ziektetheorie over massahysterie en waandenkbeelden bij de heksenjagers als gevolg van het eten van graan dat was aangetast door schimmels (moederkoren) overtuigend. Het probleem is dat we ons dit moeilijk op Europese schaal kunnen indenken.
De overtuiging dat de vrouw inferieur was
De overtuiging dat de vrouw inferieur was aan de man, kan wel eens de wortel van al het kwaad zijn geweest dat vrouwen in de vroegmoderne tijd overkwam. Het was een moeilijk uit te roeien vooroordeel dat dan nog eens door ernstige filosofen en theologen werd bevestigd. Niet alleen de oude Grieken en Romeinen beschouwden de vrouw als een minderwaardig schepsel, maar ook Bijbelverhalen kan men zo interpreteren. In het boek Genesis staat bijvoorbeeld dat Eva uit een rib van Adam werd geschapen, waarna deze haar benoemt en haar 'heerser' wordt. Middeleeuwse theologen als Thomas van Aquino (1224-1274) beschouwden vrouwen als mislukte mannen, die vanwege hun te hoog watergehalte seksueel incontinent waren. Het mag nauwelijks verwondering wekken dat schrijvers van verhandelingen over hekserij tijdens de renaissance deze traditie voortzetten en de vrouw voorstelden als een zwak wezen dat moeilijk aan de verleidingen van de duivel kon weerstaan.
De misogyne theorie
De historicus Brian A. Pavlac onderscheidt tien verschillende categorieën van theorieën, waaronder de "misogyne theorie", die specifiek over de vrouwenhaat gaat. Bij de heksenjacht van toen zou men van een patriarchale reflex kunnen spreken, waarbij vrouwen - zo vond men blijkbaar - maatschappelijk onderdrukt moesten worden. De misogyne theorie vond veel weerklank bij vrouwelijke feministische auteurs, die de voortdurende achterstelling van vrouwen in de loop van de geschiedenis aan de kaak wilden stellen. Christina Larner was een pionier in de studie van de hekserij. In Enemies of God uit 1981 onderzocht zij als een van de eersten de kwestie van gender en hekserij. De controversiële feministe en wetenschapster Margaret Murray was haar hierin echter al decennia eerder voorafgegaan.
De heksencultus-hypothese
Een andere theorie die ingaat op de vraag waarom vrouwen het belangrijkste doelwit van heksenjagers waren, is die van de Britse antropologe Margaret Murray. Haar hypothese in The Witch-Cult in Western Europe (1921) luidde dat heksen echt hebben bestaan. Het zou gaan om een veel oudere religie dan het christendom, die over heel West-Europa aanhangers had, en waarbij een gehoornde god werd aanbeden door heksen die zich in covens verenigden en sabbats hielden. Deze sekte zou vanaf de 15e eeuw vervolgd zijn, als rivaal van de christelijke Kerk. Hoewel haar theorie al vrij vlug door wetenschappers niet meer ernstig werd genomen, zou Murrays heksencultus-hypothese later een belangrijke bron van inspiratie worden voor de 'nieuwe hekserij' die wicca wordt genoemd.
Het blijft een onbegrijpelijke episode uit de Westerse geschiedenis
De heksenjachten en de executies die in Europa vanaf circa 1400 plaatsvonden, waren een tragedie die waarschijnlijk nooit helemaal opgehelderd kan worden. Dat traditionele opvattingen over de vrouw een vruchtbare bodem bleken voor de escalatie van vrouwenhaat tijdens de vroegmoderne periode staat wel zo goed als vast. De vervolgingen van voornamelijk vrouwen speelden zich af over een periode van ongeveer driehonderd jaar, in verschillende landen en op twee continenten: Europa en Amerika. Daardoor heeft de historicus geen gemakkelijke taak. Er blijft veel onduidelijkheid over tal van elementen. Onderzoekers zijn het onderling niet altijd eens over het precieze aantal slachtoffers, welk percentage vrouwen geëxecuteerd werden, en welke de belangrijkste oorzaken waren. Elke oude of nieuwe verklaring lijkt te kort te schieten om de opkomst en de inhoud van deze eeuwenlang durende waan duidelijk te maken. En waarom deze heksenwaan vooral gericht was op vrouwen, daar kunnen psychologen, historici en sociologen nog steeds geen afdoende verklaring voor geven.
Geraadpleegde literatuur
- Michael D. Bailey (2003), Historical Dictionary of Witchcraft - The Scarecrow Press. ISBN= 0-8108-4860-0
- Lène Dresen-Coenders (1983), Het verbond van heks en duivel - http://www.dbnl.org/tekst/dres005verb01_01/dres005verb01_01.pdf bezocht op 24 november 2016
- Norman Cohn (2001), Europe's Inner Demons: The Demonization of Christians in Medieval Christendom - The University of Chicago Press. ISBN=0-226-11307-4
- Brian P. Levack (editor, 2013), The Oxford Handbook of Witchcraft in Early Modern Europe and Colonial America - Oxford University Press. ISBN=978-0-19-957816-0
- Max Marwick (editor, 1982), Witchcraft & Sorcery - Penguin Books. ISBN=0-1408-0457-9
Maak jouw eigen website met JouwWeb