A thing of beauty is a joy forever: de transformerende poëzie van John Keats
Tijdens zijn korte leven kreeg de nu zo geroemde romantische poëet het hard te verduren van critici. Na zijn overlijden geloofden zijn vrienden zelfs dat hij was gestorven als gevolg van de stress van de negatieve recensies. De namen van die critici zijn nu echter vergeten, terwijl Keats poëzie verder leeft in onvergankelijke regels als "A thing of beauty is a joy forever, en "Beauty is truth, truth beauty". Keats was, zo blijkt uit deze versregels, niet alleen een passioneel dichter, maar ook een filosoof die schoonheid en gevoelens boven alles stelde. Keats spreekt ons bijna tweehonderd jaar na zijn dood nog sterk aan. Want zijn poëzie is pure sensatie, fantasie en droom.
John Keats (Londen, 31 oktober 1795 – Rome, 23 februari 1821) was samen met Lord Byron en Percy Bysshe Shelley een van de sleutelfiguren in de tweede generatie van de romantische beweging, en dit ondanks het feit dat zijn werk slechts vier jaar voor zijn dood in publicatie was. Tijdens zijn leven werden zijn gedichten over het algemeen niet goed ontvangen door critici, maar na zijn dood groeide zijn reputatie in die mate aan dat hij aan het einde van de 19e eeuw een van de meest geliefde Engelse dichters was. Hij had een grote invloed op heel diverse latere dichters en schrijvers: Jorge Luis Borges, bijvoorbeeld, getuigde dat zijn eerste ontmoeting met Keats de belangrijkste literaire ervaring van zijn leven was geweest.
De poëzie van Keats wordt gekenmerkt door sensuele beelden, met name in de reeks odes. Vandaag de dag behoren de gedichten en brieven van Keats tot de meest populaire en geanalyseerde teksten uit de Engelse literatuur.
Jeugd en vroege carrière
John Keats werd geboren als oudste van vier kinderen. Hij verloor zijn beide ouders op jonge leeftijd. Zijn vader, een stalhouder, overleed toen Keats acht was, zijn moeder stierf zes jaar later aan tuberculose. Na de dood van zijn moeder benoemde zijn grootmoeder van moeders kant twee Londense kooplieden, Richard Abbey en John Rowland Sandell, als voogden. Abbey, een welvarende theemakelaar, nam het grootste deel van deze verantwoordelijkheid op zich, terwijl Sandell slechts een ondergeschikte rol speelde. Toen Keats vijftien was, haalde Abbey hem van de Clarke School in Enfield. Keats ging in 1911 in de leer bij een apotheker-chirurg en begon aan een studie geneeskunde in een Londens ziekenhuis. Hij onderbrak zijn opleiding in 1814 en ging in Londen wonen, waar hij werkte als 'dresser', een 'junior huischirurg', in de Guy's en St. Thomas ziekenhuizen. Zijn eerste volwassen gedicht was het sonnet "On First Looking Into Chapman's Homer" (1816), geïnspireerd na het enthousiast lezen van de klassieke 17de-eeuwse vertaling die George Chapman maakte van de Ilias en de Odyssee. Na 1817 wijdde Keats zich uitsluitend nog aan de poëzie.
Oriëntatie op literatuur
Rond deze tijd ontmoette Keats Leigh Hunt, een invloedrijk redacteur van de Examiner, die zijn sonnetten 'On First Looking into Chapman's Home" en "O Solitude" publiceerde. Hunt introduceerde Keats ook in literaire kringen en zo maakte hij kennis met de dichters Percy Bysshe Shelley en William Wordsworth. De invloed die deze groep uitoefende stelde Keats in staat om zijn eerste bundel "Poems by John Keats" in 1817 uit te geven.
Shelley, die hield van Keats en van zijn poëzie, raadde hem nu aan om eerst een meer omvangrijk oeuvre te ontwikkelen alvorens aan een volgende publicatie te denken. Keats negeerde echter zijn advies en het volgende jaar verscheen "Endymion", een 4000 regels lange erotisch-allegorische romance gebaseerd op de Griekse mythe met de dezelfde naam. Het gedicht vertelt van de liefde van maangodin Diana (of van Cynthia) voor Endymion, een sterfelijke herder, maar Keats legt de nadruk op Endymions liefde voor Diana in plaats van andersom. Twee van de meest invloedrijke kritische tijdschriften van de tijd, de Quarterly Review en Blackwood's Magazine, gaven een vernietigend oordeel over Keats' gedichten. De romantische verzen van de literaire kring rond Hunt noemde Blackwood's "de Cockney school van poëzie", en Endymion was "nonsens". Ze raadden Keats zelfs aan om de poëzie maar helemaal op te geven. Shelley, die zelf ook een hekel had aan Endymion, erkende echter Keats' genie en schreef een lovende recensie, die echter nooit werd gepubliceerd. Shelley overdreef hierin het effect dat de kritiek had op Keats, en schreef diens afnemende gezondheid gedurende de volgende jaren toe aan een door de negatieve recensies gebroken geest. In de periode 1817-1818, vlak na Endymion, schreef Keats ook "Isabella, or the Pot of Basil", een bewerking van het verhaal over de "Pot met Basilicum" uit de Decamerone (dag IV, verhaal 5).
Verloving en laatste levensjaren
Keats bracht de zomer van 1818 door met een wandeltocht, samen met zijn vriend Charles Brown, in het noorden van Engeland (het Lake District), en Schotland. Hij keerde terug naar huis om voor zijn broer Tom te zorgen, die leed aan tuberculose. In de periode dat hij zijn broer verpleegde, ontmoette Keats Fanny Brawne, een naaste buur uit Hampstead, op wie hij al snel hopeloos en tragisch verliefd werd. Na de dood van Tom (zijn andere broer George was al naar Amerika vertrokken), nam Keats zijn intrek in Wentworth Place met zijn vriend Charles Brown, en in april 1819 werden Brawne en haar moeder zijn buren. In oktober 1819 verloofde Keats zich met Fanny.
Mooiste gedichten
Tussen 1818 en 1819 schreef hij enkele van zijn mooiste gedichten. Hij werkte vooral aan "Hyperion", een door Milton geïnspireerd epos in blank vers van de Griekse scheppingsmythe. Hij stopte met het schrijven van "Hyperion" na de dood van zijn broer, nadat hij nog maar een klein gedeelte ervan had voltooid, maar eind 1819 keerde hij terug naar het stuk en herschreef het als "The Fall of Hyperion (niet gepubliceerd tot 1856). Diezelfde herfst liep Keats tuberculose op, en de daaropvolgende maand februari voelde hij dat zijn dood nabij was, verwijzend naar het heden als zijn "postume bestaan."
In juli 1820 publiceerde hij zijn derde en beste poëziebundel, "Lamia, Isabella, The Eve of St. Agnes, and Other Poems". De drie titelgedichten behandelen mythische en legendarische thema's uit oude, middeleeuwse en renaissancetijden. Zij zijn rijk aan beelden en frasering. Het boek bevat ook het onvoltooide "Hyperion," en drie gedichten die beschouwd worden als behorend tot de mooiste die in het Engels zijn geschreven: "Ode on a Grecian Urn", "Ode on Melancholy", en "Ode to a Nightingale". Het boek ontving lovende kritieken van Hunt, Shelley, Charles Lamb en anderen, en in augustus schreef Frances Jeffrey, de invloedrijke redacteur van de Edinburgh Review, een review die zowel het nieuwe boek als Endymion prees.
Het fragment "Hyperion" werd door Keats' tijdgenoten beschouwd als zijn grootste prestatie, maar tegen die tijd was zijn ziekte al in een vergevorderd stadium. Hij bleef corresponderen met Fanny Brawne, en toen hij het niet langer kon opbrengen om rechtstreeks naar haar te schrijven, stuurde hij zijn brieven naar haar moeder. Uiteindelijk belette zijn slechte gezondheid dat ze zouden trouwen. Op advies van zijn dokter moest Keats een warm klimaat opzoeken voor het winter werd, en hij vertrok met zijn vriend, de kunstschilder Joseph Severn, naar Rome. Hij overleed er op 23 februari 1821, op de leeftijd van vijfentwintig, en werd begraven in het protestantse kerkhof.
Nalatenschap
John Keats, die op 25-jarige leeftijd overleed, publiceerde slechts vierenvijftig gedichten, in drie dunne boekdelen en een paar tijdschriften. Maar hij was zich energiek blijven ontwikkelen als dichter en exploreerde een breed scala aan dichtvormen zoals het spenseriaans sonnet en het miltoniaans epos dat hij herschiep en eigenzinnig vorm wist te geven. Als dichter is hij ook van blijvend belang voor de Engelse literatuur omdat hij de Engelse ode verrijkte hij met vijf grote oden uit 1819, zijn wonderjaar.
Keats was ervan overtuigd dat hij in zijn leven geen stempel had weten te drukken op de dichtkunst. Toen hij besefte dat hij stervende was, schreef hij in februari 1820 aan Fanny Brawne:
"Ik heb geen onsterfelijk werk nagelaten - niets om mijn vrienden trots te maken op wie ik was - maar ik heb het principe van schoonheid liefgehad in alle dingen, en als ik de tijd had gekregen, zou ik ervoor hebben gezorgd dat ik voortleefde in de herinnering."
Wat bedoelde Keats met "A thing of beauty is a joy forever"?
Deze nu beroemde uitspraak is de eerste versregel uit Endymion, een gedicht dat Keats publiceerde in 1818.
De betekenis die het meest voor de hand ligt, is dat 'ware schoonheid eeuwig is' of dat 'mooie dingen eeuwig geluk brengen'. Het betekent ook dat zodra iemand schoonheid heeft ervaren, hij de vreugde van deze ervaring voor de rest van zijn leven met zich meedraagt.
De transformerende kracht van schoonheid
Maar er is meer. Volgens Keats heeft schoonheid een sterk transformerende kracht en is allesdoordringend. De versregel "A thing of beauty is a joy forever" kunnen we bijgevolg een bredere filosofische interpretatie geven:
Ware schoonheid is tijdloos.
Zij kan vreugde brengen aan (passieve) toeschouwers van het leven, waardoor deze voorgoed getransformeerd worden. "A thing of beauty is a joy forever" lijkt een oproep te zijn om elke dag van ons leven schoonheid te zoeken, omdat de vreugde die zij brengt onmeetbaar en onmetelijk is. We leren eruit dat schoonheid onlosmakelijk verbonden en afhankelijk is van de beschouwer en zijn of haar reacties op een mooi object.
(eerder gepubliceerd op ENSIE)
Maak jouw eigen website met JouwWeb