Het leven als schrijver

 

Over het schrijven van fictie om de werkelijkheid te hertekenen, de schrijver en zijn machtscomplex, het idee van Geluk en hoe het na te streven en over het contact met de creatieve bronnen.

 

Vaak ontleen je als schrijver stof voor verhalen aan het leven van alledag. Aanleiding voor een verhaal kan bijvoorbeeld zijn dat je je doodergert aan mensen uit je omgeving. Soms zit je echter met het probleem dat je met die typetjes weinig kunt aanvangen omdat ze zo gewoon en saai zijn. Als schrijver ken je gelukkig geen beperkingen. Van een onbeduidend voorval maak je een heroïsche of geestige belevenis. Van onbeduidende mensen die gewoon uit onverschilligheid een beetje slecht zijn maak je driedimensionale schurken. Je hertekent als het ware de werkelijkheid met je fantasie. Je vult ze aan, verrijkt ze, maakt ze meer gestroomlijnd of juist complexer al naargelang de eisen van je verhaal. De typetjes en voorvallen waar je dan iets mee doet, verhullen in dit proces voor jezelf de rauwe realiteit en dat werkt bevrijdend. Althans, zo ervaar ik het soms.

Een voorbeeldje. Ik werkte enkele jaren als ict-coördinator voor een aantal Antwerpse stedelijke scholen. De job hield in dat ik zowel technische als pedagogische hulp en begeleiding bood aan leraarsteams die met ict aan de slag gingen. Op een bepaald ogenblik had ik liefst zeventien scholen onder mijn hoede, wat het voor mij feitelijk (en rekenkundig) onmogelijk maakte om de job fatsoenlijk in te vullen. Veel begrip daarvoor kreeg ik niet van directeurs en leraars. Dat ik er een werkweek van 48 uur voor draaide en nog niet rondkwam, dat wuifden ze weg als een mat excuus. Dat ik eigenlijk loonverlies leed doordat de scholen geografisch zo ver uit elkaar lagen en ik elke maand honderden kilometers extra aflegde, dat interesseerde hen niet. Het kwam er eigenlijk op neer dat ik in elke school tussen de middag aanwezig moest zijn, een computerpark van vijfhonderd krakkemikkige pc's moest onderhouden, netwerken moest aanleggen en daar bovenop na de schooluren ict-scholing moest geven aan de leraars. Daarnaast hield ik me onder meer nog bezig met het redigeren en uitwerken van een visietekst, het inhoudelijk uitbouwen van een ict-website en het programmeren van een cd-rom met schoolprogramma's. Kortom, op enkele jaren was ik op mijn eigen bescheiden manier zeer richtinggevend voor de hele visie op ict binnen die Antwerpse stedelijke scholen. Het onvermijdelijke gebeurde: na twee jaar kreeg ik hartklachten, hoge bloeddruk en een cholesterolgehalte om u tegen te zeggen. Ik verwittigde de centrale coördinator dat ik vanaf het volgende schooljaar met brugpensioen ging. Een mens moet zich tenslotte toch niet kapot werken nietwaar. Eigenlijk was ik best fier op de energie die ik aan dit project had gespendeerd en ik vond dat ik mijn rol gespeeld had. Wat in de volgende weken en maanden gebeurde tart echter het onbeschrijflijke. Gesteund door de centrale coördinator startten enkele directeurs van scholen een lastercampagne op, die culmineerde in een ongunstig verslag. Tot dan toe had ik eigenlijk vertrouwen in de 'redelijkheid' van de mens. Evenzo dacht ik dat mensen die toch een paar jaar hogeschool hebben gevolgd, en daardoor in min of meerdere mate uitgerust waren met het vermogen om te denken, in staat zouden zijn om op basis van goed afgewogen feiten een oordeel te vellen. Het minste dat ik mocht verhopen was dat ze enige menselijkheid aan de dag zouden leggen. Niets was minder waar. Bovenop mijn wankele gezondheid kreeg ik ook nog eens een figuurlijk mes in de rug gepland. Wat ik had gedaan telde ineens niet meer mee. Bijna drie jaar was ik gestopt met schrijven, gestopt met studeren, gewoon omdat ik vond dat als je iets doet je het goed moet doen. De spreekwoordelijke stank voor dank was mij nu ten deel gevallen. Het was duidelijk dat er andere motieven in het spel waren die konden verklaren waarom ik ineens persona non grata was geworden. En, inderdaad, iemand 'aan de top van het onderwijsbeleid' die het nog goed met me meende lichtte een tip van de sluier op. Het bleek – nee, dit is niet om te lachen! – een tekst van mij te zijn die ze onder het stof hadden uitgehaald. Een cursiefje waarin ik de draak had gestoken met het machtscomplex van sommige inspecteurs. Get real! Dat je geen grapjes mag verkopen over godsdienstige leiders, daar kan ik nog wel inkomen. Maar een inspecteur??? En dan nog in een cursiefje? Ik leerde die dag dat vrijheid van mening slechts een relatief begrip is aan de monding van de Schelde.

De absurde voorvallen die ik meemaakte leverden na verloop van tijd wel genoeg 'stof' op om over te schrijven. Het probleem, zoals ik al zei, was echter dat de actoren in dit kleingeestige drama veel te saai waren om over te schrijven. In plaats daarvan werkte ik aan een reeks verhalen die de toepasselijke titel "Prettig gestoorde schoolmensen" meekregen. Van de feitelijke belevenissen die aanleiding waren tot deze verhalen bleef weinig of niets over. Ik schrijf nooit uit wraak. Wat dat betreft ben ik een goede volgeling van de ideeën van Schopenhauer. Wat je bezit of wat je voorstelt in de ogen van anderen draagt niets wezenlijks bij tot je geluk. Dat zijn immers onbestendige dingen. Wat van veel groter belang is voor je geluk is je individualiteit, dat wat je werkelijk bent. Ik besef dat ik me gelukkig mag prijzen omdat ik in zoveel dingen geïnteresseerd ben, weinig waarde hecht aan bezittingen en veel plezier beleef aan mijn talent voor schrijven. Eerlijk gezegd heb ik medelijden met die hebzuchtige, machtzoekende, achterbakse creaturen (ik noem ze ook gewoon: azijnpissers) wier leven beheerst wordt door afgunst en primitieve vormen van denken. (Komaan, Jules, geef ze hun vet!) Mensen wier gebrek aan intelligentie nauwelijks gecompenseerd kan worden met een bazige, zelfverzekerde houding, ik heb ze ontmoet. U kent ze ongetwijfeld ook. Starre boommensen, door niets meer in beweging te brengen. Bange mensen. Wantrouwige mensen. Domme mensen. Vaak vind je ze in posities waarin ze leiding kunnen geven – op zichzelf al een contradictio in terminis – omdat ze zich dan even belangrijk kunnen voelen.

Nu ik er over nadenk, eigenlijk ben ik in hetzelfde bedje ziek… Ik zoek een hoger standpunt op in het landschap om mijn zaakjes beter te kunnen overzien en dan herschrijf ik de werkelijkheid. Van machtsdenken gesproken! Toegegeven dus, ik zit met een machtscomplex, maar heeft niet elke schrijver dat? Wat is er bijvoorbeeld mooier dan je gedachten gedrukt te zien? Ze winnen niet alleen aan kracht, ze krijgen ook "eeuwigheidswaarde". Om dezelfde reden bouwden de oude Egyptenaars hun piramides, planten mensen zich voort en schrijven schrijvers boeken: ze willen allemaal iets nalaten dat hen overleeft. Hybris? Och ja. Het zoeken van de Steen der Wijzen, het Eeuwige leven, daar is het ons om te doen. Gelovigen, echte gelovigen dan, hebben het in dit opzicht veel makkelijker. Als je gelooft in een Leven na de dood, dan hoef je je niet zo uit te sloven om sporen in dit aardse zand na te laten. Want er komt nog wat. Maar daar ben ik nog niet zo zeker van. Voorlopig stel ik me tevreden met mijn eigen leven zo bewust mogelijk te beleven en daar helpt schrijven me enorm mee.

Het vreemde aan schrijven is dat je je al schrijvende bewust wordt van je ideeën en gevoelens, en dat je die expliciet verwoord ziet in de tekst. Ik maakte er een tijd geleden het gedicht "Mystiek" over, dat deze vreemde ervaring beschrijft:

 

Mystiek

 

Soms

voel ik dat

ik schrijven moet

alsof een vreemde kracht mij

schrijven doet: de woorden schijnen dan

als vlinders op me toe te komen: ik grijp

ze in hun vlucht en laat ze uit me stromen

Ik voel dan: ik maak hier niet; ik schrijf

maar denk aan woorden niet. Dan sta

ik op , als uit een droom en kijk

naar wat die woorden zeggen:

ik voel me dan alsof een

kip een ei voor mij

kwam leggen

 

Ik heb over de "mystieke" ervaring met andere schrijvers gesproken, meer bepaald over het gevoel dat je soms bijna automatisch gedachten op papier zet zonder er eerst bewust aan te denken, maar de meesten bekijken me alsof ik van Mars kom. Iedereen kent wel periodes van bevlogenheid en inspiratie, maar ze behouden het gevoel steeds het roer in handen te hebben. Vormen van automatisch schrijven bestaan natuurlijk wel in de mystiek of als occulte techniek om contact te krijgen met de doden. Maar ik heb tijdens een "creatieve flow" meer het gevoel dat ik put uit een bron die waarschijnlijk niets anders is dan mijn onbewuste of mogelijk het collectieve onbewuste waar Jung het over heeft. Speculaties natuurlijk, beweringen de niet te verifiëren zijn, maar voor mij niettemin zo echt en vertrouwd als de koelkast waar ik een drankje uit haal als ik dorst heb. Ik hoef gewoon voor een wit blad papier te zitten om dat proces op gang te brengen. Schrijven is voor mij dus een soort catharsis die me helpt om van mijn negatieve gevoelens af te geraken. Ik prijs me gelukkig dat ik zo de ziekmakende en wansmakelijke realiteit beter het hoofd kan bieden. Mijn ervaringen betekenen natuurlijk niets in vergelijking met mensen die echt miserie hebben meegemaakt. Mijn belevenis, zoals hierboven beschreven, is relatief gezien een petit mal. Niet meer dan een symptoom van de manier waarop mensen in deze jachtige en competitieve maatschappij met elkaar omgaan. Gaan we een nieuwe wildernis tegemoet waarin het recht van de sterkste geldt? Het lijkt er steeds meer op. Ik voel me hoe langer hoe meer vervreemd van een tijdsgeest waarin alle waarden afbrokkelen en waarin nietsontziende botteriken de ingedommelde goedzakken beginnen te overheersen. Nee, dat is niet van mij, dat is van de dichter en visionair Yeats in het gedicht "The second coming":

Things fall apart; the centre cannot hold;

Mere anarchy is loosed upon the world,

The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere

The ceremony of innocence is drowned;

The best lack all conviction, while the worst

 

Are full of passionate intensity.

 

 

 

 

 

 

Auteursrecht: Jules Grandgagnage