Isaac Newton, de laatste der magiërs

 

Newton, de grote natuurkundige, besteedde evenveel tijd aan het zoeken naar de steen der wijzen als aan zijn ander wetenschappelijk werk. Newton schreef meer dan een miljoen woorden over alchemie gedurende zijn leven, in de hoop om deze oude kennis te gebruiken om de aard van materie beter te begrijpen. Zijn fascinatie voor alchemie verbijstert velen, omdat het niet lijkt te stroken met de reputatie van deze sleutelfiguur van de wetenschappelijke revolutie. Toch is dit het geval: men noemt hem ook 'de laatste der magiërs'.


Ondergang van de westerse alchemie

Het aanzien van de westerse alchemie begon vanaf de 17e eeuw te tanen als gevolg van de opkomst van de moderne wetenschap die strengere regels hanteerde bij het bepalen van wat wetenschappelijk is en wat niet.. Alchemie verdween echter niet volledig uit het zicht en zou nog enkele eeuwen aanhangers voor zich blijven winnen. In de 18e eeuw beleefde zij zelfs nog een hoogtepunt. Zo beweerde James Price in 1781 een poeder gemaakt te hebben gemaakt dat kwik in zilver of goud kon veranderen ('transmuteren').

Wat velen niet weten, is dat de grote natuurkundige Isaac Newton ook een groot alchemist was en minstens evenveel tijd besteedde aan 'occulte' wetenschappen als astrologie en alchemie als aan zijn wetenschappelijk' werk. Newtons geschriften suggereren dat een van de hoofddoelstellingen van zijn alchemie de ontdekking van de steen der wijzen zou zijn geweest, een materie die onedele metalen zou kunnen omzetten in goud. Ook de speurtocht naar het levenselixir boeide hem.


Newton en alchemie

Verschillende onderzoekers wijzen erop dat Newton zijn studie van de alchemie even ernstig nam als zijn overig werk. Het is bijvoorbeeld opvallend hoeveel boeken hij had verzameld over dit onderwerp.


Newtons persoonlijke bibliotheek

De econoom John Maynard Keynes veilde in 1936 een groot deel van de alchemistische manuscripten van Isaac Newton voor het King's College te Cambridge. 369 boeken uit de persoonlijke bibliotheek van Newton hadden een wetenschappelijk karakter, 170, echter, zijn werken over de Rozenkruisers, de kabbala en alchemie. Keynes riep Isaac Newton later uit als de laatste grote "Renaissance-magiër".


Newton had zelf een alchemistische index aangemaakt met 100 auteurs en 150 teksten en 5.000 pagina verwijzingen met 900 trefwoorden aangelegd. Jan Golinski geloofde dat Newton dit had gedaan in de hoop er een samenhangend geheel en een samenhangende leer uit te kunnen afleiden.


De Britse historicus Betty T. Dobbs zei dat Newton de alchemistische literatuur tot de 17e eeuw zeer zorgvuldig had bestudeerd en dit gedurende 30 jaar zonder onderbreking.


Citaten van onderzoekers

De Newton biograaf Richard Westfall schrijft: "Newton verloor zijn eerste liefde [bedoeld is de alchemie] nooit uit het oog". Westfall gaat ervan uit dat alchemistische overwegingen ook bij Newtons 'Hypothesis of Light' (1675) waren opgenomen en dat Newtons beschouwingen over de banen van de planeten door de alchemie beïnvloed waren.


Betty T. Dobbs schrijft:

"Zijn herinvoering van het concept van aantrekking in zijn 'Principia', en zijn afwijzing van een zich op de 'Ether' beroepende mechanica als verklaring voor de zwaartekracht leken Westfall en mij een voldoende argument voor de invloed van de alchemie op zijn denken. Veel alchemistische verhandelingen gaan immers uit van niet-mechanische actieve principes die conceptueel vergelijkbaar zijn met de zwaartekrachttheorie van Newton."

John Maynard Keynes, die veel van Newtons alchemistische geschriften had verworven, verklaarde:

"Newton was not the first of the age of reason: he was the last of the magicians."

(Newton was niet de eerste vertegenwoordiger van het tijdperk van de rede, hij was de laatste van de magiërs).